Eergisteren lag ik (volgens afspraak) in het ziekenhuis.
Ik was bezig een stukje te schrijven over dat hele gebeuren, maar de herinnering aan ‘mijn eerste keer op zaal’ drong zich op. Die dus even eerst.
Een zelfde soort locatie, een andere tijd..

1979
Mijn zusje en ik staan hand in hand in een enorme slaapzaal.
We zijn niet alleen.
Een stuk of vijftien andere kindjes kijken met grote ogen de zaal rond, net als wij. Ouders staan verdrietig te kijken naar hun kinderen.
Mijn moeder staat op de gang te wachten. Omdat ze net de baby heeft gekregen, mag ze niet naar binnen.
Ik zie haar staan, de baby tegen zich aan geklemd, de tranen in haar ogen.
Mijn vader kijkt ons bezorgd, maar geruststellend aan.
Hij legt ons nogmaals uit dat we hier een nachtje moeten slapen.
Onze amandelen worden geknipt. Van de operatie merken we niks, want we krijgen een Verdoving.
Dat klinkt interessant, ook al weet ik niet wat dat is. Als we morgen wakker worden, zijn papa en mama er weer en gaan we naar huis.
Laten jullie ons hier echt alleen achter? Mijn zusje en ik knijpen elkaars handen bijna fijn.
Papa geeft ons nog een knuffel. Het komt goed. We zijn er morgen weer.
We zwaaien naar mijn moeder. Mijn zusje moet huilen. ‘Het is maar één nachtje’, probeer ik. Mijn vader geeft ons nog meer knuffels, maar dan is het toch echt de hoogste tijd.
Nadat iedereen, zowel ouders als kroost, is uitgehuild en -gezwaaid, mogen we ons omkleden. Werk aan de winkel. We zijn hier niet op de camping. Er gaat wat gebeuren en het begint nù.
Om de beurt worden we naar een andere kamer gereden, in ons bed.
Ik krijg een soort kapje op. Het ruikt naar pepermunt. De dokter zegt dat ik moet terug tellen. ‘Begin maar bij zeven’. Zeven. Zes..Vijf….Vier….
Als ik weer wakker word, doet mijn keel zeer. Ik kijk naar het bed naast me.
Mijn zusje slaapt.
Het is donker in de zaal. Zou het nacht zijn? Ik denk het wel.
Ik hoor huilende kinderen. Sommigen met hartverscheurende gieren, anderen met zachte snikjes en hikjes.
Ik wìl wel slapen, maar het lukt niet. Kunnen we niet nu al naar huis?
Het ruikt hier zo raar. De geluiden zijn anders. Onvertrouwd en mistroostig.
Het gestommel van een meisje dat moet plassen. Ik hoop dat ik niet hoef.
Het gekerm van misselijke kinderen.
Een jongen van twee bedden verder voelt zich ook niet zo lekker. Dat hoor ik hem zeggen tegen de zuster. ‘Wil je een pilletje?’ vraagt ze zachtjes. ‘Ja..’ snikt hij.
Hmm, ik voel me ook niet zo lekker. Zou een pilletje helpen?
‘Draai je maar even om’. Tot mijn afschuw krijgt hij een zetpil!
Ik knijp mijn ogen maar stevig dicht en doe net alsof ik slaap.
De volgende ochtend wordt het slagveld duidelijk. Allemaal amandelloze, bleke kindersnoetjes met holle, behuilde ogen.
Tegenover mijn zusje en mij ligt een doodsbleek meisje. Ik zie haar borst en buik een paar keer hevig op en neer gaan en vervolgens hoor ik ‘BWUUUURRRKK’.
Het witte laken en de groene vloer onder de kots. Bloedkots.
Ik zie mijn zusje met open mond en afgrijzen kijken. En kokhalzen.
Verschrikkelijk dit.
Het enige leuke is, dat we als ontbijt een ijsje krijgen. Goed voor je rauwe, kapotte keel.
Ik probeer blij te zijn, maar het doet toch een beetje zeer.
Als eerste van de zaal ben ik klaar met wassen, aankleden, inpakken en bed opmaken. Kunnen we nu dan eindelijk naar huis? Nee, jullie ouders komen over een half uur. Pffff..wat zal ik nou eens doen?
Een half uur later kijkt mijn vader me lachend aan vanuit de deuropening. Hij heeft mijn zusje op zijn arm. Het doekje in mijn hand laat ik vallen. Papa!!!
Wat ben ik gelukkig! Terwijl hij mij en mijn zusje vast houdt, hoor ik mijn moeder op de gang met de zuster praten. ‘Wat is er met Christine?’, hoor ik haar vragen.
‘O, zo leuk. Die is de badkamer aan het schoonmaken.’ Als ik mijn moeder stralend aan kijk, zie ik haar ogen oplichten. Mama!!!
We gaan naar huis. Eindelijk.
Heerlijk herkenbaar!
Ja, bijzonder sfeertje hè! Dat daar nog geen films over gemaakt zijn..😁