‘Dit kan je niet menen.’
Verbijsterd kijk ik naar de papieren onderbroek die op het bed ligt.
Mijn zus lacht me bijna uit. Ik pruttel wat verontwaardigd na ‘ik ben hier voor mijn nek, niet voor wat anders.’
De zuster legt me geduldig, maar onverbiddelijk uit dat het toch echt moet.
Bij een narcose kan je nog van alles laten lopen…nou, okee.
Ik mag ook zo’n fancy operatiehemd aan en niet te vergeten een soort losse sokken, om mijn benen een beetje warm te houden.

Ik ben al snel aan de beurt.
Mijn bedje en ik worden naar de holding gereden. Dat is een soort zaal met allemaal medepatiënten die net als ik beplakt, bevraagd en geïnfuusd worden.
Voor iedere pleister krijg ik een andere verpleegkundige. Het voelt alsof ik in een productiehal lig. Ik word er onrustig van.
Voor ik het weet ben ik aan het eind van de lopende band en weg gereden naar de operatiekamer..opluchting. Op naar de narcose.
Het geritsel van de krant.
Het krassende geluid van een schuivende stoel.
Ik word wakker. Ik ben geopereerd!
Ik voel aan mijn hals: een dik verband, een drain. Weer dat geritsel. Zeg, we zitten hier niet in de koffiekamer. Ga weg. Laat me slapen.
De zuster komt langs.
Ik zie dat de zaal vol ligt.
De man die eerder de krant zat te lezen, moet nog geopereerd worden.
Wat kletsen al die mensen veel. Ik ben de jongste.
De enige nekhernia. Daarom de enige die geen koffie mag. Had ik net zin in.
De pijn in mijn hals helpt me herinneren dat mijn lijf er in ieder geval nog niet aan toe is. Ik probeer mijn slappe thee weg te slikken. Dat gaat niet zo makkelijk. De koffie ruikt heerlijk.
Ik wil naar huis. Morfine? De vragende blik van de zuster.
Ja heerlijk, gewoon zwart graag.