
8 uur. Even wakker worden.
Welke dag is het vandaag? Donderdag.
’s Morgens naar cliënt A en ’s middags naar H. Zo was het altijd, al jaren.
Ik schud de gedachte van me af en begin aan mijn fysio oefeningen.
Beneden wacht de kat al op me. Niet op mij, maar op het snoepje dat gaat komen.
Ze kent me.
De plantjes die ik een paar weken geleden heb gestekt, doen het goed. Geraniums.
Vorig jaar kreeg ik er drie van Kas. Kon ik mooi achter zitten..
Hij kent me.
Sinds die tijd heb ik het onderhouden van de geranium tot kunst verheven.
Niet alleen De Geranium trouwens, allerlei zaden werden in potjes en bakjes met aarde gedaan, op de vensterbank. Groenten, fruit, kruiden, bloemen. Later op een soort warmhoudplaat onder een kweeklampje. Ik kon de plantjes wel omhoog kíjken. Soms leek het bijna of dat lukte..
Vorige week heb ik mijn afscheidsmail naar collega’s gestuurd.
Het is gek om weg te gaan als je het gevoel hebt dat je nog niet klaar was.
Waarom moet ik ineens denken aan Assepoester die het bal moet verlaten omdat haar koets om klokslag 12 uur weer in een pompoen verandert?
Eerder was ik bij afscheid van werk, hoe zeer het me soms ook deed, vooral blij. Nieuwsgierig, vol verwachting.
Ik ging immers naar het land van het groenere gras!
Ik stond te popelen om een nieuwe wereld te ontdekken, mijn horizon te verbreden.
Nu ben ik al een tijdje in een nieuwe wereld.
Niet heel erg nieuw, maar toch heel erg anders. Stond niet op de planning. Ik stond niet eens te popelen. Sterker nog, ik wist niet eens dat ik er al was. Het besef ging in schokjes.
Het moment dat ik voor het eerst over mijn eigen benen struikelde, bijvoorbeeld.
Of de eerste keer dat ik de MRI van mijn brein zag, met al die witte vlekken.
En die eerste keer in het revalidatiecentrum, als niet-begeleider. Dat ik met een orthese liep. Mijn driewieler mocht ontvangen. Afgekeurd werd.
In het land van Achter de Geraniums is het gras niet groener. Er is gewoon gras.
Als ik achterom kijk, zie ik de weggetjes die ik heb bewandeld om hier te komen.
Toch kan ik niet meer terug, ook al lijkt het zo dichtbij. Vooruit kijken lukt wel, maar slechts voor een paar stappen. Ineens kan mijn blikveld veranderen door dichte hersenmist. Wordt de grond onder mijn voeten weggeslagen door een bui van zware, zwabberende benen of een storm van duizeligheid.
Ik ben al bijna bij het punt ‘uit dienst’. Buiten dienst. Als een kapotte lift, is mijn eerste associatie. Stom. Voelt ‘beyond dienst’ toch beter. Nog een klein stukje, dan ben ik daar.
Het bordje kan ik nu lezen: Avontuurlijk pad. Betreden op eigen risico ivm oneffenheden.
Moet ik toch even grinniken.
Bedankt voor de waarschuwing, ik geloof dat dit mijn paadje is.